In onderstaande links vind je meer uitleg over metingen:
Om het verloop van het gewicht te kunnen meten moet je iemand minimaal eens per maand wegen. Bij kwetsbare ouderen is dit sowieso raadzaam: gewichtsverlies komt bij deze mensen snel en vaak voor.
Weeg de cliënt steeds op dezelfde manier. Alleen dan kun je het gewicht op de verschillende meetmomenten vergelijken. Aandachtspunten bij het wegen zijn:
- Maak steeds gebruik van dezelfde weegschaal.
- Weeg zonder schoenen, jas en andere zware kleding.
- Weeg indien mogelijk op een vast tijdstip, het liefst in de ochtend.
- Weeg de cliënt zo mogelijk met een lege blaas.
Noteer de gegevens in het zorgdossier. Houd rekening met eventueel vocht vasthouden (oedeem of ascites). Iemand kan door het vasthouden van vocht zwaarder lijken dan hij werkelijk is. Of iemand lijkt stabiel te zijn gebleven in gewicht, maar is in werkelijkheid afgevallen. Ook als de cliënt zichzelf weegt is het belangrijk om te weten hoe hij heeft gewogen, en of de waarden te vergelijken zijn.
TIP: een betrouwbaar instrument om ondervoeding te signaleren is de SNAQ. Er is een variant voor de thuiszorg en voor woonzorgcentra. Lees meer hierover bij Ondervoeding signaleren in dit thema.
Terug naar boven 
Meten van de cliënt
Normaal gesproken meet je de lichaamslengte met een lengtemeter aan de muur. In de dagelijkse praktijk is zo’n lengtemeter echter niet altijd aanwezig. Of de cliënt kan niet of niet voldoende rechtop staan. Bijvoorbeeld wanneer sprake is van contracturen: een dwangstand, of niet-normale stand van lichaamsdelen of gewrichten. Kies dan voor een andere manier van meten:
- Meetlint: Een meetlint gebruik je als er sprake is van contracturen. Meet de lichaamslengte van hiel tot kruin en volg de vormen van het lichaam.
- Kniehoogte: Naarmate contracturen toenemen, wordt de uitkomst van een meting met een meetlint onbetrouwbaarder. Een alternatief is dan om de lichaamslengte te schatten door het meten van de kniehoogte. Wil je de lichaamslengte op basis van de kniehoogte inschatten, dan is de calculator kniehoogte op de website van het zakboek diëtetiek een handig hulpmiddel. Om de lengte te schatten voer je de leeftijd in en de kniehoogte. Meer weten over het bepalen van de kniehoogte? Bekijk dan de pdf Kniehoogtemeting.
Ulnameting: Bij de ulnameting meet je de lengte van de ellepijp (ulna). Dit is de lengte van de elleboog tot en met het buitenste bot van de pols. Bij deze meting slaat de cliënt de onderarm kruislings over de borst, richting de andere schouder. Wil je de lichaamslengte op basis van de ulnalengte inschatten, dan is de calculator ulnameting op de website van het zakboek diëtetiek een handig hulpmiddel. Om de lengte te schatten voer je de leeftijd in en de ulnalengte.
- Nagevraagde lengte: Het navragen van de lengte is niet altijd verstandig. Onderzoek toont aan dat aan dat ouderen hun lengte vaak overschatten, of juist onderschatten. Ook gebruiken mensen regelmatig de lengte zoals die in het paspoort staat. Deze lengte is vaak lange tijd geleden gemeten en klopt vaak niet meer. Ouderen zijn vaak centimeters korter dan ze op jongere leeftijd waren. Om de BMI van iemand te berekenen hoor je uit te gaan van de actuele lengte, ook omdat de actuele lengte is gebruikt in de onderzoeken die de basis zijn voor de BMI-afkapwaarden.
Terug naar boven
Body Mass Index
De Body Mass Index (BMI) is een maat die laat zien of je gewicht in verhouding is tot je lengte. De BMI heet ook wel Quetelet Index.
De BMI zegt niets over je lichaamssamenstelling: dus hoeveel van je gewicht vet- of spiermassa is. Doordat de index is gebaseerd op de gemiddelde persoon, is de maat minder geschikt als je zwanger bent, borstvoeding geeft, of heel gespierd bent. Voor sommige bevolkingsgroepen, zoals Aziaten en Hindoestanen, gelden andere grenswaarden vanwege een andere lichaamsbouw. Ook voor mensen boven de 70 jaar worden andere grenswaarden aangehouden.
Bereken je BMI
Je berekent de BMI door het lichaamsgewicht in kilo’s te delen door het kwadraat van de lichaamslengte (lengte keer lengte, uitgedrukt in meters).
Voorbeeld: Iemand weegt 76 kilo en is 1,63 meter lang. De BMI van deze persoon is 28,6. Dit bereken je als volgt:
76 gedeeld door 2,66 (1,63 x 1,63) = 28,6.
Tip: Door het invullen van je leeftijd, geslacht, lengte en gewicht, berekent de calculator van het Voedingscentrum je BMI. Je ziet direct of je gewicht te hoog of te laag is.
Voor de meeste mensen onder de 70 jaar geldt de volgende indeling:
Uitslag BMI volwassenen 19-69 jaar
Lager dan 18,5 |
Ondergewicht |
Van 18,5 tot 25 |
Gezond gewicht |
Van 25 tot 30 |
Overgewicht |
Hoger dan 30 |
Ernstig overgewicht |
Voor ouderen wordt in het algemeen aangenomen dat de BMI hoger mag zijn dan voor volwassenen tot 70 jaar. Hoe hoog exact is niet duidelijk, daar zijn verschillende meningen over. Vaak wordt het volgende onderscheid gemaakt:
Uitslag BMI ouderen 70 jaar en ouder
Lager dan 22 |
Ondergewicht |
Van 22 tot 27,9 |
Gezond gewicht |
Van 28 tot 29,9 |
Overgewicht |
30 en hoger |
Ernstig overgewicht |
Ben je van Aziatische of Hindoestaanse afkomst en wil je weten of je BMI in orde is? Kijk dan voor meer informatie op de website van het Voedingscentrum.
Terug naar boven 