Het werken met medicijnen is risicovol. Voor de cliënt kunnen foute medicijnen schade toebrengen. Voor de zorgmedewerker kunnen medicatiefouten gevolgen hebben voor je beroepsuitoefening. Daarom is voor bepaalde, risicovolle medicatie een dubbele controle belangrijk. Door een dubbele controle verklein je de kans op fouten. Hoe zorgvuldig je ook werkt: een fout zit in een klein hoekje! Neem daarom de dubbele controle serieus - ook als jij de dubbele controle doet voor een collega.
Bij dubbele controle is belangrijk:
Risicovolle medicatie die niet is verpakt in een geïndividualiseerd geneesmiddel distributiesysteem (zoals medicatiezakjes) komt in beginsel in aanmerking voor een dubbele controle. Het is dus van belang om te weten welke medicatie risicovol is bij verkeerde dosering. Dat zijn medicijnen met een nauwe therapeutische breedte, orale oncolytica en insulines. Hiervoor heeft de apothekersvereniging KNMP een lijst samengesteld van risicovolle medicatie (dubbele-controlelijst) met toelichting. De bedoeling is dat in de lokale situatie afspraken worden gemaakt tussen zorgorganisatie en apotheker over de geneesmiddelen die in aanmerking komen voor dubbele controle. De dubbele controlelijst kan worden gebruikt als uitgangspunt voor die afspraken (zie de toelichting bij de lijst).
Opiaten
Opiaten staan níet op de lijst 'dubbel te controleren medicatie' en hoeven dus niet dubbel gecontroleerd te worden bij toediening. Het risico bij opiaten is vooral misbruik. Daarom zijn er wel aparte regels voor het bewaren (lees meer: Opslag en beheer van opiaten). Er zijn wel organisaties die afspreken om opiaten wél dubbel te controleren, om hiermee het risico op misbruik te verkleinen. Het staat organisaties vrij om dit binnen de organisatie zo af te spreken.
Er zijn apotheken die (op basis van de afspraken met de organisatie) op de toedienlijst markeren welke medicatie dubbel gecontroleerd moet worden.
Dubbele controle is niet nodig bij medicatie die in een geneesmiddel distributiesysteem (GDS, zoals een medicatierol) wordt aangeleverd. Bij deze voorverpakte medicatie is de apotheker verantwoordelijk voor de inhoud van de zakjes, doosjes of trays; de eerste controle is dan gedaan door de apotheek.
Terug naar boven 
Wie de dubbele controle mag uitvoeren, is beleid van de organisatie. Op basis van de afspraken in de organisatie spreekt de zorgmedewerker af per cliënt wie in die situatie de dubbele controle doet en legt dit vast.
Het verdient de voorkeur dat de cliënt (of mantelzorger) zelf de dubbele controle doet als hij dat kan. Op die manier houdt de cliënt (of mantelzorger) zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid en is hij goed betrokken bij de zorg. De zorgmedewerker moet beoordelen (en blijven observeren) of cliënt / mantelzorger daartoe in staat is.
Als de cliënt of mantelzorger de dubbele controle niet kan doen, kan dit worden gedaan door een collega, ter plekke of op afstand (via digitale hulpmiddelen). De collega moet toegerust zijn (bekwaam zijn) voor de taken die zij doet, in dit geval voor de dubbele controle.
Degene die de dubbele controle doet, moet:
- In staat zijn om die dubbele controle te doen.
- Moet weten (zo nodig geleerd worden) wat hij moet controleren.
- Moet de dubbele controle serieus en met aandacht doen - het gaat immers om risicovolle medicatie, de controle is niet voor niets.
Lees meer:
Terug naar boven 
De organisatie legt in een procedure vast op welke manier(en) de dubbele controle kan plaatsvinden. Als zorgmedewerker spreek je vervolgens per cliënt af hoe de dubbele controle, indien nodig, plaatsvindt, met in achtneming van de procedure van de zorgorganisatie. Leg afspraken vast in het zorgdossier.
In situaties waarin de medewerker alleen werkt (bijvoorbeeld thuis of bij kleinschalig wonen), kan de dubbele controle lastig zijn, als deze niet door cliënt of mantelzorger kan worden gedaan. Denk dan bijvoorbeeld aan:
- Check met een collega via een foto met de mobiele telefoon (beveiligde telefoon; niet privé-telefoon).
- Check met een telefonische achterwacht.
- Gebruik van een app voor dubbele controle
Voorbeelden van werkwijzen bij injecties en infuus:
- Degene die berekeningen voor verdunningen en oplossingen heeft uitgevoerd belt een (bekwame) collega met het verzoek een herberekening uit te voeren ter controle.
- Degene die de druppelsnelheid voor een infuus heeft berekend en de infuuspomp heeft ingesteld belt een (bekwame) collega met het verzoek de druppelsnelheid nog eens te berekenen en de instelling van de infuuspomp te controleren op basis hetgeen afgelezen wordt op de pomp.
- Maak een foto (van de instelling van de pomp) met (beveiligde) mobiele telefoon, en stuur de gegevens naar een collega voor een check.
- Gebruik een webcam voor de controle van infuusbehandeling thuis.
Terug naar boven 
Soms lukt het niet om dubbele controle efficiënt te organiseren. Bijvoorbeeld in situaties waar medewerkers individueel werken (zoals thuiszorg, of kleinschalig wonen). Of situaties waarin de dubbele controle zodanig ingewikkeld wordt, dat het afleidt van de handeling zelf en daardoor niet bijdraagt aan de veiligheid. Als dubbele controle niet doelmatig en veilig gedaan kan worden, dan kan er - als uiterste - voor worden gekozen geen dubbele controle te doen. De zorgorganisatie heeft immers óók de verantwoordelijkheid om doelmatig zorg te verlenen.
Wees bewust van de risico's
Let op: er blijft dan dus een risico! Maar dat er geen dubbele controle wordt gedaan, is dan een risico dat genomen wordt. Het leven is immers nooit geheel zonder risico’s. Belangrijk is dat dit bewust gebeurt: leg vast welke overwegingen er zijn, waarom een dubbele controle niet lukt, met wie is overlegd enzovoort. Dubbele controle moet je dus nooit ‘zomaar’ achterwege laten. Vervolgens is het zaak om na te gaan hoe het risico zo klein mogelijk gehouden kan worden. Je kunt bijvoorbeeld afspreken (en als werkwijze ook vastleggen) dat een medewerker zichzelf dubbel controleert en hardop uitspreekt wat hij toedient.
Tot slot is het belangrijk dat dit besproken is op management / bestuurlijk niveau. Het bestuur is immers uiteindelijk verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg en de keuzes die worden gemaakt.
Deze denkwijze sluit aan bij de uitgangspunten in de Veilige principes, samengevat: wees bewust van risico’s en probeer risico’s zoveel mogelijk te voorkomen, in te perken of acceptabel te maken. Gebruik het gezonde verstand en handel met inachtneming van redelijkheid en billijkheid; communiceer en maak afspraken en leg deze vast.
Terug naar boven 
Veelgestelde vragen over dubbele controle
Mag een helpende (plus) een dubbele controle doen?
Dat is niet in algemene zin te zeggen. Iemand die de dubbele controle uitvoert, moet weten wat die moet controleren: juiste cliënt, juiste medicijn, juiste dosis, juiste tijd, juiste vorm van toedienen. Hierbij geldt je moet bekwaam zijn oftewel weten dat en wat je moet controleren. En vervolgens moet duidelijk zijn dat die controle ook is gedaan. Degene die controleert, hoeft de handeling niet zelf uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld bij dubbele controle van insuline, hoeft degene die dubbel controleert niet zelf de insuline te kunnen spuiten. Een medewerker moet zijn toegerust voor de taken die hij/zij doet, en de organisatie moet beleid bepalen wat hij verantwoord vindt. Daarbij moet worden bedacht dat een professional een professionele verantwoordelijkheid heeft voor het leveren van veilige zorg. En de zorgorganisatie als zorgaanbieder/werkgever een verantwoordelijkheid heeft voor het leveren van veilige zorg en veilig kunnen werken.
Mag een cliënt of mantelzorger een dubbele controle doen? Zo ja, wat moet de cliënt/mantelzorger checken en moet de cliënt/mantelzorger ook paraferen?
Als de client dat kan, verdient het de voorkeur dat de cliënt of mantelzorger zelf de dubbele controle doet. Op die manier houdt de cliënt of mantelzorger zoveel mogelijk eigen verantwoordelijkheid en is diegene goed betrokken bij de zorg. De zorgmedewerker moet beoordelen (en blijven observeren) of de cliënt/mantelzorger daartoe inderdaad in staat is. Als de client of de mantelzorger de dubbele controle niet goed (meer) kan uitvoeren, is het geen verantwoorde dubbele controle. Degene die de dubbele controle doet (medewerker, maar dus ook cliënt of mantelzorger), moet:
- In staat zijn om die dubbele controle te doen.
- Moet weten (zo nodig geleerd worden) wat hij moet controleren: juiste cliënt, juiste medicijn, juiste dosis, juiste vorm en juiste tijd.
- Moet de dubbele controle serieus en met aandacht doen. Het gaat immers om risicovolle medicatie, de controle is niet voor niets.
Cliënten laten paraferen kan soms lastig zijn. Wél blijft het natuurlijk belangrijk dat de cliënt iedere keer wél checkt of de dosis klopt, want dat is iedere keer opnieuw een risico. Je kunt bijvoorbeeld afspreken dat de medewerker de paraaf voor de cliënt zet, waarbij de medewerker dan feitelijk parafeert dat ze de cliënt de controle heeft laten doen en dat het klopt. Het houdt de medewerker bewust om wel een dubbele controle te doen. De afspraak dat je het zo doet leg je dan vast in het zorgplan. Er zijn informatiekaarten beschikbaar op Zorg voor Beter op de pagina Veilige principes om met de cliënt het gesprek aan te gaan dat en waarom de dubbele controle door de cliënt belangrijk is.
Is het een optie om bij insuline de eerste medewerker de insuline te laten optrekken, en deze door de medewerker in de volgende dienst te laten injecteren?
In de optiek van het Platform medicatieveiligheid is vooraf optrekken van insuline, om deze in een volgende dienst te laten injecteren, risicovol (je weet niet wat er in de tussentijd mee gebeurt) en dus niet aan te raden.
Moeten opiaten in medicatiezakjes (baxterrol) dubbel worden gecontroleerd?
Medicijnen in medicatiezakjes (waaronder opiaten) hoeven niet dubbel te worden gecontroleerd. Bij medicatiezakjes heeft de apotheek al de eerste controle gedaan. De zorgmedewerker checkt het bij het toedienen van de medicatie (tweede controle). Een dubbele controle bij toediening door de zorgmedewerker is dus niet nodig. Blijf nagaan waarom je dingen doet, dit kan helpen om overbodige handelingen te stoppen.
Moet degene die dubbel controleert, ook paraferen?
De zorgorganisatie en apotheker moeten afspraken maken over de losse risicovolle medicatie die in de organisatie dubbel wordt gecontroleerd. De ‘dubbele controle lijst’ kan uitgangspunt zijn voor dat overleg. En vervolgens moet duidelijk zijn dat die controle ook is gedaan. Dubbel paraferen op de toedienlijst is daarvoor theoretisch het meest eenvoudig. Of dat praktisch altijd wenselijk is (denk bijvoorbeeld aan een tweede controle door de cliënt zelf of mantelzorger: paraferen door cliënt of mantelzorger kan belastend zijn) en of dat altijd kan (bijvoorbeeld bij een controle op afstand) is de vraag. In alle gevallen gaat het erom dat de organisatie duidelijk beschrijft in de procedure en dat de zorgmedewerker beschrijft in het zorgdossier bij de afspraak over het medicatiebeheer, dat de dubbele controle wordt gedaan en hoe dit wordt gedaan en afgetekend. Op die manier wordt de werkwijze inzichtelijk gemaakt.
Als degene die de dubbele controle doet niet zelf kan aftekenen, kan dat bijvoorbeeld worden opgevangen door de medewerker dubbel te laten aftekenen op de toedienlijst. Één keer voor de eigen controle en één keer voor de controle door cliënt of mantelzorger. Of voor de controle die anders is gedaan (bijvoorbeeld op afstand).
Is (digitaal) dubbel aftekenen van losse risicovolle medicatie verplicht?
Dubbele controle van losse, risicovolle medicatie is een professionele norm. Het gaat om veilige zorg voor de cliënt en veilig werken voor de medewerker. Het gaat niet zozeer om het dubbel aftekenen, maar het gaat om het dubbel controleren van losse (niet in een medicatiezakje voorverpakte medicatie, zoals een baxterrol) risicovolle medicatie bij het toedienen. Oftewel medicatie die risicovol is voor de cliënt om te krijgen en dus ook risicovol voor de medewerker om toe te dienen. Daarom is het belangrijk om dat risico in te perken. Dat doe je door de medicatie dubbel te controleren voordat je het toedient. Om vast te leggen dat je dubbel hebt gecontroleerd, teken je ook dubbel af. Er is een landelijke lijst waarop beschreven staat welke losse medicatie risicovol is. Deze lijst kan worden gebruikt als uitgangspunt voor het overleg tussen zorgorganisatie en apotheker om af te spreken welke medicatie dubbel wordt gecontroleerd in de organisatie.
Moet je ook een dubbele controle doen en aftekenen als volgens de lijst van de trombosedienst 0 tabletten moeten worden toegediend?
Medicatie met een nauwe therapeutische bandbreedte (zoals acenocoumerol) komt in aanmerking voor een dubbele controle omdat een verkeerde dosis (of verkeerd medicijn, op verkeerde tijd) extra risicovol is. Nul tabletten bij dit soort medicijnen is dus ook een dosis om dubbel te controleren - als je géén tablet geeft terwijl het wel zou moeten volgens de lijst, is dat immers risicovol. Je tekent af om te laten zien aan collega's en om te verantwoorden dat je de handeling hebt gedaan. Dat je controleert en laat dubbel controleren dat er 0 tablet moet worden gegeven, is dus ook een bewuste handeling die je wél aftekent. Daarmee wordt duidelijk dát je hethebt gecontroleerd. Als je niet aftekent blijft onduidelijk of vergeten is om de medicatie te geven of dat er niet is afgetekend omdat het 0 tablet was.
Hoe zit het met dubbele controle bij o.a. een infuus, pomp, cassette of voor toediening gereed maken van medicijnen? En bij wie ligt de verantwoordelijkheid?
Wat betreft de dubbele controle moet je onderscheid maken naar:
- Dubbele controle bij het toedienen van losse risicovolle medicatie. Welke medicatie dit is, is terug te vinden op de dubbel-controleren-lijst. Zie dubbele controle.
- Dubbele controle bij een handeling of voorbehouden handeling. Denk aan voor toediening gereed maken (VTGM). Zoals medicatie oplossen of morfine cassette wissel. Bij bepaalde handelingen is een dubbele controle belangrijk. Zie de Handleiding VTGM en de Handleiding voorbehouden handelingen. Dit zijn de landelijke regels en uitgangspunten. Een instelling hoort op basis hiervan eigen procedures/werkwijzen op te stellen of te verwijzen naar landelijke protocollen. Bijvoorbeeld over het verwisselen van een pomp of cassette. Als die afspraken er niet zijn, moet je de instelling daarop wijzen dat die wel nodig zijn.
De professional is zelf verantwoordelijk (op grond van de Wet BIG) voor het eigen handelen. Én de organisatie is verantwoordelijk (op grond van de Wet Kwaliteit, klachten en geschillen zorg) voor het bieden van veilige zorg en voor het organiseren van veilig kunnen werken door de medewerkers (bijvoorbeeld protocollen/werkwijzen hebben met afspraken over hoe veilig te werken). Als professional heb je een eigen professionele verantwoordelijkheid. Jij bent deskundig en moet geen dingen doen die je niet veilig en verantwoord vindt. Als de organisatie de voorwaarden niet op orde heeft, dan moet je daar je leidinggevende over informeren en bespreken wat nodig is. Zodat je als professional veilige en verantwoorde zorg kunt bieden.
Bij het uitvoeren van de zorg gaat het uiteindelijk om het pas-toe-of-leg-uit-principe. De vraag die je moet beantwoorden is 'is er een goede reden om af te wijken van beleid of normen, en lever je daarmee goede en veilige zorg aan de cliënt?' Het is belangrijk om dit af te stemmen met collega’s, en bij afwijking van beleid en normen het ook af te stemmen met management/bestuur.